Met 50 ceecee naar de Grimselsee (Deel 1 - 1969)

Allerlei artikelen over Kreidler, vaak overgenomen uit oude tijdschriften.
Plaats reactie
Bericht
Auteur
Gebruikersavatar
Dimage
Expert
Berichten: 6624
Lid geworden op: 15 mar 2003, 13:33
Locatie: Maassluis
Gegeven waarderingen: 0
Ontvangen waarderingen: 2 keren

Met 50 ceecee naar de Grimselsee (Deel 1 - 1969)

#1 Bericht door Dimage » 30 jan 2004, 00:20

Met 50 ceecee naar de Grimselsee

Toen we die zaterdagmorgen om 4 uur onze Kreidler GT aantrapten,hadden we 900 km voor de koplamp en toch slaakten we een zucht van verlichting. Een ongeluk zit namelijk in een klein hoekje en dat was in ons geval een van de boutjes in de hoek van ons cilinderblokje dat sneuvelde tijdens de laatste "grote voorbereiding" op onze trip naar de Zwitserse Alpen. Omdat dit boutje of wat er van over was er met geen paard was uit te krijgen, moest het blokje naar een machinefabriek om er wat nieuws in te bakken. En dat was hoofdstuk II van het drama, want daar was het pechduiveltje ook aanwezig. Afijn, om een lang verhaal kort te maken, 48 uur voor de start stonden we zonder cilinder.

Als je nou toevallig een dealer hebt die niet van ophouden weet, bof je ook nog een keer en zo bleek de importeur na vele ontkenningen toch wel een blokje voor ons te hebben, dat meteen werd opgehaald (wat maalden ons die 250km ?!) en gemonteerd. Dan maar met een gloednieuw hart naar Zwitserland. Tenslotte leven we in de tijd van harttransplantaties, wat u? Het zag er allemaal wat kil en nevelig uit toen we aan ons plan begonnen om in een dag naar ons doel te rijden, het Berner Oberland. De grote vraag was of ons piepkleine maar o zo vinnig machientje in de heuvels van Duitsland op de autobaan wel genoeg adem zou houden om het tempo, dat op de vlakke weg natuurlijk tegen de top zou liggen, niet al te veel te drukken, want 900km zijn nog altijd 900 lange stukken. "Open draaien", had een enthousiaste man van de importeur gezegd en daar zouden we onbeslist aan houden al was het blokje hagelnieuw. Al is het midden zomer, bepaald warm hebben we het nog niet, zo vroeg. U snapt wel, hoe we de eerste kwartiertjes, nog alleen in het nachtelijk duister over de autoweg naar Eindhoven snorrend, met extra aandacht naar ons motortje luisteren, maar dat klinkt zo allemachtig gezond en krachtig, dat we het wel geloven. Het wordt gelukkig al gauw licht, maar zon, ho maar. Rillend van koude (of van slaap?) komen we om zes uur aan de Duitse grens bij Aken en beginnen meteen aan een Umleitung die ons een kwartier kost. In plaats van lichter wordt het nu steeds donkerder en we zien het zo somber in, daar in het Keulse land, dat we voor alle zekerheid even stoppen op een Parkplatz en onze regenspullen uitpellen. Ja, ja, daar klettert al een verdwaalde druppel in ons snuitwerk, als we de grote Rijnbrug over snorren. Het zal wel niet bij één druppel blijven, helaas... Als we achter het Zevengebergte om roffelen en net met veel genoegen constateren dat ons Florettje als een komeet tegen de hellingen op spuit, scheurt de grauwe wolkenlaag blijkbaar, want opeens spoelt het met bakken omlaag. O la la, wat nu? Onze snelheid zakt niet zo veel, maar wel die van vele ingeblikte autotoerders. Die zijn hun élan blijkbaar kwijt en rijden met 70 km/u verder nadat ze daarnet nog zeker 50% harder gingen. Onze top is net te laag om deze lieden in te halen en dus moeten we in hun waterballet blijven hangen. Maar als er een hellinkje wat meehelpt, slippen we toch om ze heen en snorren dan weer ons eigen tempo totdat we de volgende sproeiwagen voor ons zien opdagen. Om half acht bij Keulen en nu al in de buurt van Frankfort, zo rond tienen, wel, wel, dat gaat tot nu toe van een leien zij het natgeregend dakje. In de pukkel, vastgebonden op de tank, zitten hardgekookte eitjes, broodjes, driehoekjes sinas en al dat lekkers, maar wat doe je er mee als het niet regent maar spoelt? Onze handschoenen laten zo door ondanks het speciale vet, dat ze afkleuren op de huid en dus trekken we ze maar uit. Voor de nieuwe driehoek bij Frankfort waar een nieuwe autobaan het beruchte Frankfurter Kreuz omzeilt, ontmoeten we op een parkeerplaats een Mokumer, die ook al in z'n eentje, met een 100 cc Zündapp zowaar in één dag naar zijn doel wil, de Oostenrijkse Alpen liefst. We zijn dus toch niet de enige die stapelgek is verklaard. Doorrijden maar weer, want daar in het zuiden lijkt de lucht, echt waar, toch op te klaren. Fata morgana? Nee, om de drommel niet. Als we weer eens wat soep in de tank laten doen, wordt het droog!! Het is één uur als we Karlsruhe naderen, maar dan wordt er toch in de pukkel gegraaid en het nodige verhapstukt. Om vier uur, twaalf uur na de start, rollen we over de Zwitserse grens Eazel binnen, waarna we vlug een rekensommetje maken en nu wel zeker weten dat onze km-teller, die vanaf de aankoop van onze Kreidlér niet goed werkte, opgestuurd is en tegen betaling gerepareerd ondanks dat hij pas enkele maanden oud is, nu nog niet deugt. De naald slaat altijd wat traag uit, soms loopt hij nog op als we met overschakelen wat in snelheid terugvallen, soms waggelt hij en dan weer rijden we ineens ver boven de top. Feit is dat een tweede Kreidler, enkele maanden na de onze gekocht, dezelfde tellerstoringen heeft, die ook na (betaalde) reparatie even erg blijven. Slechte beurt voor VDO. Na een korte rust draaien we het gas weer open en spint ons motortje weer zijn duizenden toeren als een naaimachientje.. Weldra zitten we op de oude Hauensteinpas en komt het splinternieuwe stuk Zwitserse autoweg onder onze wielen, langs Solothurn, waarvan we in de verte de torens zien, naar Bern. Ondanks vermoeidheid ligt Bern spoedig achter ons en hebben we om 6 uur Thun te pakken, waar voor ons Zwitserland pas echt begint. Langs het fraaie meer waar ze duchtig aan de berghellingen aan het kluiven zijn om de inderdaad smalle, drukke weg om te vormen tot een brede moderne route, gaat het naar Interlaken. Zeven uur is het als we onze camping pal onder de Jungfrau en al die bergreuzen binnen rollen. Een vuile, stoffige motor, die stationair draait alsof hij nog pas beginnen moet aan die lange, lange trip en een trotse maar vermoeide bereider, die hunkert naar z'n slaapzak. Ons 50 ceeceetje heeft er 850 km op zitten in welgeteld 15 uur, alles meegerekend. Als u dan bedenkt dat de stukken tot Aken en van Bazel af bepaald niet snel zijn, het traject Hauensteinpas - Bern daargelaten, mogen we onszelf toch wel gelukwensen met deze snelle rit. We zijn in één dag tijd van de Brabantse korenvelden tot in de Alpen getuft op onze mini-motor, mini naar inhoud maar zeker met naar prestaties!

Driepassentrip
We zijn intussen door en door bruin gebakken, hebben ook de nodige uren regen op ons dak horen tikkelen en zijn goed doorkneed in het badmintonspel, maar willen nu wel "deris" wat anders dan lui op "ons rug" liggen en naar de witte sneeuw kijken. Een driepassentrip met ons renpaardje zou niet gek zijn, vinden we, voegen de daad bij het woord en gonzen weg, het dal uit, dat zo mooi tussen hoge bergtoppen verscholen ligt, daar ergens bij Zweilütschinen. Mondain Interlaken rust nog als we er door rijden en de smalle, maar erg mooie weg langs het Brienzermeer opdraaien. Vreemd dat ze wel naar Thun, maar niet aan deze kant van Interlaken de weg verbreden. Hier is het nog veel smaller dan tussen Interlaken en Thun, vinden we. Maar daar zullen we het nu niet over hebben. Via het Haslidal met de vele watervallen aan weerszijden, die zo hoog van de rotsen omlaag waaieren, passeren we over een nieuwe weg Meiringen en komen via een klein heuveltje met enkele fikse bochten bij Innertkirchen op de splitsing van Grimsel en Susten. Rechtdoor snellen we, schakelen meteen maar terug en geven een eerste "aanloopscheut" gas, want daar klimt de weg al meteen sterk naar die lokkende bergreuzen in de verte. Volgens onze trouwe Michelinkaart hebben we kennis gemaakt met het Gadmental, eerst lieflijk met enkele weiden, een verspreid chalet of hotelletje, zowaar ook nog tankstations, maar dan lijkt het wel of we tegengehouden zullen worden door de steeds dichterbij komende bergwanden voor ons. Ons mooie dal is ten einde en we gaan proberen er uit te komen, al zien we nog niet precies waar onze weg blijft. Totdat we flink hoog boven ons auto's zien rijden, een rode bus en een postauto. Een beetje linksom in een dicht begroeid stuk komen we ten slotte helemaal in de uiterste hoek van het Gadmental en zien dan vol verbazing onze weg tussen dennenbossen en rotsblokken steil gaan klimmen. Mooie haarspeldbochten, lekker schuin en rond uitgebouwd, zodat je wel moet gaan liggen, vinden we. Het is gewoon een genot, zo'n bocht je te pikken en we komen zo in extase, dat we bijna een leuk uitzichtpunt voorbij schieten. Onder ons de weg en het, net verlaten dal, voor ons de rotsen langs de weg en pal daarop de eerste flinke tunnel. Ook komen er nog bosjes in allerlei variaties. Korte en, lange, rechte en bochtige, de laatste griezelig donker, vóoral als je vergeet dat je een zonnebril onder je motorbril draagt. Sommige tunnels bezorgen je bovendien nog een scheut ijskoud water in je gezicht, dat door de rotsen sijpelt. Weer een lang dal voor ons, maar veel kaler en grimmiger. Je ziet duidelijk dat je hoger komt, want ook de sneeuw en de gletschers komen veel dichterbij. Op een wel zeer mooi punt staat een hotel, Steingletscher geheten. Die gletschers zien we schuin rechts van ons. Onbegrijpelijk voor wie het zelf nooit heeft aanschouwd, zo'n verschrikkelijke massa blauw gekleurd ijs, bovenop groezelig en met stenen bedekt behalve hogerop, waar alleen plekken sneeuw afwisselen met grote spleten en scheuren, die de blauwe kleur weer tonen. Van dit punt loopt de weg eerst een heel eind terug om hoogte te winnen. En omdat het zo'n lekker snel stuk is, kunnen we het niet nalaten door te trekken tot in de derde versnelling. Hoog zingend trekt ons machientje met zo'n vaart dat het lijkt alsof we aan een bergrace bezig zijn. Wat een geweld ontwikkelt dit prachtige motortje toch; je kunt er niet genoeg van krijgen het gas open te draaien. Onder ons zien we het gletschermeertje van de Sustengletscher als we de laatste hairpins pikken, nu echt heel hoog in de bergen, dicht bij de kammen en pieken rondom. Dan een parkeerplaats, veel auto's en motoren, grote sneeuwvelden en een heuse tunnel van vele honderden meters, die het hoogste punt afsnijdt dwars onder de berg door. Aan de andere kant plotseling een totaal ander beeld. Een steile helling vlak tegenover een gletscher, waar we langs omlaag moeten met enkele gewaagde bochten langs rotsblokken en over uitgebouwde muurtjes. Duidelijk is te zien dat de natuur hier hoge eisen aan de wegenbouwers heeft gesteld. Wat lager wordt een langgerekt kaal dal zichtbaar, dat helemaal achteraan dwars wordt afgesloten door hoge bergkammen. Snel gaat het omlaag om in het lange dal nog wat sneller te zakken. Uiteindelijk volgt nog een eenzaam vervallen dorpje op een heuvel in het dal en dan draaien we enkele hairpins en een tunnel omlaag naar Wassen aan de Gotthardroute. Even de keertunnels van de spoorbaan bekijken en dan meteen maar verder richting Andermatt. Na Göschenen waar de trein het laat afweten wat bergrijden betreft en de tunnel induikt naar Airolo, duiken we de woeste Schöllenenkloof in. Prachtige natuur omringt ons, waaronder de Duivelsbrug, die hoog over de rivier de Reuss van de ene rotswand naar de andere is gespannen. Nog een tunnel en dan ineens een wijd dal, Andermatt. Op naar de volgende klim, nu de Furka, die daar in de verte rechts van ons moet beginnen. Hospenthal, waar de Gotthard afzwaait, Realp en dan de nodige steile korte haarspeldbochten, waar je je aandacht volledig nodig hebt om je motor goed aan de praat te houden en jezelf op de smalle weg, druk bezaaid met auto's, een plaatsje te geven. De natuur is vrij onaantrekkelijk zodat we in één ruk doorrijden tot over de pashoogte en dan pas stoppen bij de Rhônegletscher. Hier kan je nu letterlijk op en in het ijs lopen. Er is een enorm hotel tegen de bergwand gebouwd en er is een grote parkeerplaats naast de gletscher. Je kunt er souvenirs kopen en ook fraaie stenen, zoals bergkristal. Het gezicht op de afbrokkelende ijsmassa, waaruit met geweld water tevoorschijn komt, is uniek. Juist bij de weg bevindt zich het onderste deel van de gletscher, daar waar hij vanaf een vrij vlak liggend plateau omlaag schuift over de nu steil aflopende rotsen boven het dorpje Gletsch. Door dit over de rand schuiven breekt de ijsmassa en je ziet enorme brokken opengescheurd liggen, van binnen prachtig blauw gekleurd maar bovenop bedekt met vuile sneeuw en stenen. Bij al deze enorme afmetingen laten onze ogen ons volledig in de steek. Al kijk je nog zo lang, je kunt de werkelijke omvang van al dit natuurgeweld niet bevatten. Steil dalen we verder af naar de hotels van Gletsch, die naar men zegt zullen ondergaan in een nieuw stuwmeer. Over de Rhône, een steenworp breed, en meteen steil omhoog tussen een paar geweldige rotsblokken door. De derde pas, de Grimsel ligt boven ons! Maar dat is een verhaal voor de volgende keer.

FRANK 1969

Plaats reactie