Helden van toen - Leen Rehorst (1998)

Allerlei artikelen over Kreidler, vaak overgenomen uit oude tijdschriften.
Plaats reactie
Bericht
Auteur
Gebruikersavatar
Maarten
Beheerder
Berichten: 9743
Lid geworden op: 01 sep 2002, 09:13
Locatie: Den Haag, Nederland
Gegeven waarderingen: 813 keren
Ontvangen waarderingen: 413 keren
Contacteer:

Helden van toen - Leen Rehorst (1998)

#1 Bericht door Maarten » 24 jul 2019, 16:04

Helden van toen - Leen Rehorst (1998)


Bron: Het Motorrijwiel, No. 34, 1998
Tekst: Joop van Brecht
Foto's: Archief Stichting Historische Motor Documentatie

Scan: peter G


Afbeelding

Foto onder: Op Zandvoort werd Leen in de regen eerste in de 350 Junioren. V.l.n.r. Dr. Fokke Bosch, helper D. Romijn, Leen Rehorst, Lo Simons, mw. Rehorst, met hoed: vader Rehorst.


HELDEN VAN TOEN

LEEN REHORST

Leonardus (Leen) Rehorst werd in 1931 te Den Haag geboren als zoon van de toen als "Lange Leen" bekend staande vader die met succes op de nationale en internationale gras en sintelbanen bet edele vak van motorrenner uitoefende, en die waarschijnlijk toen al een beetje Castrol R mengde met de babyvoeding. Joop van Brecht tekent op welke veelzijdige sportcarrière daar het gevolg van was....


De liefde voor racemotoren wakkerde later aan toen hij met Pa mee mocht naar de races waar hij lekker kon rond schooieren in de rennerskwartieren. Na zijn schoolperiode ging junior werken bij Louwman en Parqui in de Haagse Lekstraat en werd vandaar ook wel eens 'uitgeleend' aan de vestiging in Leidschendam om te helpen bij de assemblage van Dodge auto's. Toen hij in 1952 voor zijn nummer de dienst in moest en ingedeeld was bij de marine kreeg hij, toen ze in Nieuw Guinea waren, bij werkzaamheden een staalsplinter in zijn oog wat zijn gezichtsvermogen blijvend verminderde en wat tevens het einde van de dienstperiode betekende. Weer terug in burger was zijn volgende baas Cees van Rijssel, want het werken aan motorrijwielen trok hem wel het meeste aan.

Sterrendag

Het was 27 juni 1954 toen op het circuit van Zandvoort het geesteskind van Net Nortier tot leven kwam om motor enthousiasten de gelegenheid te geven om op een echt circuit met al of niet opgevoerde machines te laten zien wat hun kwaliteiten waren. Tijdens die "Sterrendag", zoals die evenementen genoemd werden, stond onder al die jongens die vol verwachting hadden ingeschreven ook Leen met zijn BSA B31 voor het eerst aan de start. Het ging goed, zo goed zelfs dat hij in de 350 cc klasse de snelste ronde maakte en bij de prijsuitreiking sportcommissielid Dr Fokke Bosch hem complimenteerde voor zijn rijden en hem graag terug wilde zien als junior voor het echtere werk.
Een kleine maand later had hij een startbewijs op zak en mocht tot zijn grote verrassing de Velocette KTT van Lo Simons tijdens de training op Zandvoort proberen en kon daarmee goed rond komen. Als een soort examentje moest hij toen achter de pits aan Lo demonstreren dat hij het starten goed beheerste. Daar slaagde hij voor en mocht zich daarom voor de volgende dag met de Velo inschrijven.

Eerste succes

Toen hij op de racedag meereed in de bestelwagen van Lo vroeg die zo langs zijn neus weg of hij misschien tijdens de training een keer had mis geschakeld. Dat moest Leen toegeven, vooral toen aan hem een paar kromme kleppen werden getoond.... Dat hij toch kon starten had Leen te danken aan Lo, want die goeierd had de vorige avond nog de kop van de Velo gereviseerd.

In de stromende regen kreeg Leen op de eerste startrij staande de machine door de nu hogere compressie niet direct aan de praat. Dat lukte pas in de buurt van de Tarzanbocht en kon hij nog nahijgend achter de hele meute aan gaan jagen.


Afbeelding

Foto rechtsboven: Leen met zijn raceklare BSA DBD32 Gold Star Clubman, 1956.

Na een paar ronden werd de een na de ander gepasseerd en na het afvlaggen moest Leen tot zijn stomme verbazing naar het 'ereschavotje': hij had zonder het te beseffen de koploper ingehaald in de laatste ronde! Lo Simons was beretrots op zijn pupil en beloofde hem dat hij nog wel eens de machine mocht berijden. Dat gebeurde al vrij snel; Tubbergen was de eerste gelegenheid en In hield zijn woord. Maar Leen moest ook nog vrij vragen aan zijn baas, Cees van Wisse!. Door het vele werk weigerde die dat. Leen nam impulsief op staande voet ontslag. liet motorrennen had voorlopig voorrang en hij bewees zijn talent door op de Velocette weer als winnaar te eindigen.

Wegrace is geen speedway....

De volgende baas moest er een zijn waar het een en ander gecombineerd kon worden en die vond hij in de Firma Welp. En om ook zelf een snellere machine te hebben bestelde Leen bij Hart Nibbrig en Greve een BSA Gold Star, waarmee hij vast inschreef voor Tolbert. Maar toen deze datum naderde en de machine nog steeds niet was aangekomen kreeg hij als compensatie de 500 BSA mee die Priem Rozenberg bereden had voor hij een BMW Rennsport kocht. Na een paar ronden werd Rehorst (startnummer 112) echter uit de wedstrijd genomen omdat hij door een slechte achterband op een speedway manier de hoek om kwam en dat vond de wedstrijdleider te gevaarlijk.

Bij de eerste training van 1955 gebruikte hij nog steeds de oude BSA, maar mocht bij juniorraces op Zandvoort, met regen en harde wind, de NSU Rennmax van Simons lenen. Bij de start ging iedereen voorzichtig weg op de gladde baan, maar Leen trok zich hier niets van aan en bouwde in een paar ronden een voorsprong op van 20 seconden en ging op safe naar de overwinning vóór Kostwinder. Later op de dag voegde hij nog een overwinning in de 350 daarbij en bewees hiermee, vooral toen ook zijn nieuwe Gold Star binnen was, rijp te zijn voor de senioren.

Senior

Dat ging echter niet zo maar; Leen had wel voor de junioren een startbewijs gekregen, maar voor de senioren verleende de medische commissie van de KNMV in samenwerking met de verzekering geen toestemming of hij moest een operatie ondergaan om daarmee zijn volledige gezichtsvermogen terug te krijgen. Alles had Leen er voor over om te racen en hij besloot zich te laten helpen in een ziekenhuis te Utrecht vanwaar hij met succes weer naar huis kon. (Leen vertelde mij dat het succes maar heel klein was en dat het veel moeite kostte om met dat oog tijdens de sportkeuring een paar grote letters te onderscheidden. maar gelukkig vond de commissie dat voldoende.) Met het startbewijs op zak liet hij bij de eerste training zien het best te kunnen vinden met de 350 Gold Star en was even snel als Rozenberg met de 500 BMW. Wist U trouwens dat de bekende Australische Nortonrijder Harry Hinton ook éénogig was en zelfs maar één nier en long had?!

Dat jaar kwam er overigens nog een 'startbewijs' maar nu in de vorm van een trouwboekje. Al met al kon Leen nu inschrijven voor internationale wedstrijden en voor zijn grote doel: de TT van Assen. Hij moest echter, gezien zijn resultaten in diverse races, om bij de kopgroep te blijven, gaan denken aan een snellere machine en had zijn zinnen gezet op een AJS Boy-racer 7R. Nu ging er dikwijls een enthousiaste hulp met hem mee naar wedstrijden en trainingen. Deze Chris Zuiderwijk mocht dan wel eens op de BSA rijden en daarbij viel het Leen op dat Chris snelle vloeiende bochten kon sturen.


Afbeelding

Foto boven: Pa en Leen Rehorst (uiterst links) bij de huldiging van G. Doornik op Duindigt in 1946.

Foto links onder: Augustus 1955: Leen is op Zandvoort winnaar geworden in de 250 Junioren op de NSU Rennmax van Lo Simons. V.l.n.r. Bruinsma. de vrouw van Leen, Leen, Lo Simons. Wim Füst.


Hij adviseerde hem daarom het eens te gaan proberen als junior waarin hij dan voorlopig met de BSA mocht starten. Hij had het goed gezien want Chris was een veelbelovende renner die wat later de machine kocht.

Asser succes

Net op tijd kwam de bestelde AJS binnen. Leen had al ingeschreven met de BSA voor Assen maar kon nu starten met de splinternieuwe aanwinst die hij nog gauw op het Zandvoort circuit ging inrijden. Er waren nog meer kansen voor hem in Assen, want Jawa importeur Beers kon twee 500 Jawa racemachines eentje voor Drikus Veer en op die andere mocht Leen starten. Maar eerst de 350: daarin deed Leen het zo goed dat hij bij het afvlaggen als eerste Nederlander binnenkwam, weliswaar op de achttiende plaats, maar net voor Lo Simons. Die vond dat helemaal niet erg en was nog steeds trots op zijn pupil. In de halve liter klasse bleken de Jawa's onbetrouwbaar te zijn en een voor een verdwenen ze achter de pits. Zo ook Leen met de hem toevertrouwde Tsjech. Aan het eind van het seizoen bleek onze nieuwe senior in de NK 350 cc tweede te zijn geworden achter Lo Simons met maar één punt verschil.

Seizoen '57

Tijdens de eerste training voor 1957 waren er machines met kuipjes en stroomlijnomhullingen te bewonderen, maar de snelste tijd van de dag werd door Leen met de AJS neergezet. De wintermaanden had hij benut om de Boyracer eens grondig van binnen te bekijken en dat was maar goed ook, want er kwam een gebroken Idepveer te voorschijn. In Tubbergen ging hij ook met de mode mee en had een mooie kuip, gefabriceerd door Leen Hoppezak, op de AJS. In deze internationale wedstrijd bracht hij in de 250 klasse de van Welp geleende NSU in een hele vloot andere van dat merk als dertiende binnen.

Maar in de 350 ging het beter; met de AJS bezette hij een vijfde plaats als eerste Nederlander. Leen bleef altijd kortstondig bij een baas, hij Welp weggegaan naar de firma Bolland had hij het nu ook al weer gezien, maar ging daar weg om een eigen zaak in motorfietsreparaties te beginnen. Dat was in een pand aan de s'Gravenzandelaan in Den Haag. Met heel hard werken kon hij toch zijn geliefde sport blijven bedrijven, al moest hij zich er samen met zijn vrouw veel opofferingen voor getroosten. Hij schreef in voor Assen met zijn 350 AJS en een van Hoppezak geleende 250 NSU. Tijdens de 350 race vormde zich al snel een Nederlands koppeltje renners die zo'n beetje hun eigen 17 reden. Hiervan was Leen de snelste en hij was echt blij met zijn veertiende plaats en de NK punten. Na twee races stond hij bij de kwartliters op een tweede, en bezette met tien punten in de 350 klasse de eerste plaats.

In het gips, maar kampioen!

Toen kwam Zandvoort, de laatste race voor de NK punten. In de 250 klasse moest de NSU al snel met pech achter de pits gereden worden en kon Leen al vast beginnen de AJS klaar te maken om alle risico's te vermijden die een eventueel Nederlands kampioenschap in de weg zouden staan. De start gaf een groep renners te zien die bij de Hunserug nog vlak bij elkaar lagen, daar in die drukte sloeg echter het noodlot toe. De Engelse rijder Kenneth Tostévin haakte onder aan de Hunserug met zijn voetsteun achter de curvestones en sloeg onderuit en nam daarmee een vijftal renners mee in zijn val waarbij onze held het ergste er aan toe bleek te zijn. Terwijl iedereen overeind krabbelde, bleef Leen met een gebroken been liggen. In het Haagse Zuidwal ziekenhuis hoorde hij later, als pleister op de wonde, dat er niemand boven de tien punten uit was gekomen en kon hij met zijn been in het gips een klein feestje vieren. Hij had nu ook de tijd om alles te overdenken en kwam tot het besluit dat de herstelperiode en alles daarom heen niet ten goede zou komen aan zijn eigen bedrijf waar hij en zijn vrouw tenslotte van moesten eten. Leen besloot het motorracen op te geven en nam dapper, toen hij in het loopgips naar de prijsuitreiking te Utrecht ging, met de kampioensbeker in zijn hand, afscheid van de racerij. Het wedstrijdmateriaal verkocht hij aan Han Leenheer.

Het bloed kruipt...

Na een jaar hard werken kon hij in 1959 al een uitbreiding doen en in een mooi pand aan de Ruysdaelstraat zijn zaken voortzetten.


Afbeelding


Foto boven: Leen in actie op de AJS Boyracer in Assen in 1956, waar hij winnaar 350 cc Nationalen werd.

Foto links onder: Een van de 80 cc speedway machines met Honda MTX blok die Leen Rehorst construeerde voor jonge speedway-enthousiasten.

Foto rechts onder: Leen Rehorst nu in zijn werkplaats. Stil! going strong!


Met Henk Steman Sr maakte hij een Ducati 175 klaar om betrouwbaarheidsritten te gaan rijden en inderdaad op de lijst van deelnemers voor de KNMV kampioensrit 1959 stond de naam van Rehorst. Maar die moest erkennen dat het een speciaal soort van motorsport was en hij vertelde later dat hij meer valpartijen meemaakte dan ooit in zijn leven. Dat was het dus niet, maar toen er later in Waddinxveen een cross werd georganiseerd startte hij daarin met dezelfde Duc en won zijn klasse. Toen hij eens voor de gezelligheid met Jan Huberts mee ging naar België waar die in een wegrace startte, kreeg Leen bij het horen van de warmdraaiende machines en het proeven van de sfeer in de pits weer de kriebels. Hij maakte met Tinus van Son, die in twee klassen startte, een deal om in de 500 met de Norton te rijden. Onder de naam Van Son en diens outfit, maar met zijn eigen gewone lage schoenen aan stond hij achteraan op de startgrid zich een beetje te verbergen, hoofd naar beneden, schoenen achter de kuip houden.... Hij had het er zo druk mee dat liet hele koor van start ging zonder dat hij het merkte en er als een haas achteraan moest! Maar hij kon zich lekker weer eens een uurtje uitleven.

Speedway

Met een groep vrienden met off-the-road machines trok Leen er regelmatig tussenuit en het was bij zo'n gelegenheid dat hij in contact kwam met de Motor Club Amsterdam (MCA). Daarin trok de afdeling speedway zijn belangstelling waarmee de club gelukkig kon zijn want ze kregen een actief lid in hun gelederen. In zijn vrije tijd - zijn zoon kon de zaken al goed behartigen - was hij meestal in het westelijk havengebied van Amsterdam te vinden, bezig met baanonderhoud en allerlei klusjes. Hij zat al snel in het bestuur van de speedway afdeling en (ook hier kroop het bloed waar het niet gaan kon, zijn vader was tenslotte ook een befaamd manager en promoter van speedway geweest) maakte hij zelf ook een baanmachine klaar. Hij vroeg een startbewijs aan en ging meedraaien in de clubcompetitie en werd zelfs kampioen in zijn klasse. Leen had echter al snel door dat om deze sport levendig te houden er meer deelnemers moesten zijn. Voor dat doel ontwierp en construeerde hij in zijn eigen werkplaats 80 cc speedwayrnachientjes met het doel om jongens van rond de vijftien jaar kennis te laten maken met het baan racen en hopelijk zouden ze dan doorstromen naar de 500 klasse. Overal bietste hij leren pakken, laarzen en helmen om de jongens die het wel eens wilden proberen goedkoop te helpen en de drempel daarom zo laag mogelijk te houden.

Afscheid van de baansport

Leen (inmiddels voorzitter MCA speedway) nodigde een Oostduits jongensteam (Teterow) uit om hier eens te komen rijden. Ze waren daar met de speedway jeugd ontwikkeling al wat verder dan hij ons en het leek hem verstandig eens te laten zien dat er best toekomst in die 80 cc klasse zat. Om het simpel te houden vroeg hij de Duitsers zonder machines te komen want daar ontbrak het hier niet aan. De opvuVdemonstratieraces werden een groot succes maar jammer genoeg pakte alles verkeerd uit! De KNMV eiste van Leen ƒ300,-, zijnde voor een internationale wedstrijd. Het werd een touwtrekkerij en eindeloos gepraat waarbij de bond blijk gaf geen idee te hebben hoe je jonge mensen enthousiast moet maken voor de motorsport en daarmee de aanzet gaf om de hele baansport in ons land om zeep te helpen. Later ging de KNMV ook eisen dat de jongens die het zo graag eens wilden proberen, eerst een startbewijs moesten aanvragen. Leen die met al het clubwerk, het maken en het onderhoud van de vloot 80-ceeceetjes en nu ook dat gedonder met de KNMV gezondheidsproblemen kreeg, volgde het advies van zijn arts op het wat kalmer aan te gaan doen.
Hij trad af als voorzitter, verkocht het kleine spul inclusief losse motoren, carburateurs enzovoort in Oost Duitsland en is sinds 1991 lekker thuis, en in de eigen goed geoutilleerde werkplaats aan zijn toermachines bezig. Zijn zaak, inmiddels aan de Apeldoornselaan, is in januari 1997 overgegaan naar zijn zoon. Als het hier koud wordt stapt hij met zijn vrouw in de camper en zoekt de zon op, en hij maakt af en toe solo een reisje met een van zijn motoren. Hij is lid van diverse motorclubs en staat nog steeds zijn mannetje, zoals kort geleden in de Ducaticlub wedstrijden op het circuit van Assen.
Kortom, Leen Rehorst geniet!

Plaats reactie